Nederlands StatenVertalings 1715 Bijbel

Psalmen 138

Psalmen

Index

Hoofdstuk 139

1

 

 Een psalm van David, voor den opperzangmeester. HEERE! Gij doorgrondt en kent mij. 

 


2

 

 Gij weet mijn zitten en mijn opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten. 

 


3

 

 Gij omringt mijn gaan en mijn liggen; en Gij zijt al mijn wegen gewend. 

 


4

 

 Als er nog geen woord op mijn tong is, zie, HEERE! Gij weet het alles. 

 


5

 

 Gij bezet mij van achteren en van voren, en Gij zet Uw hand op mij. 

 


6

 

 De kennis is mij te wonderbaar, zij is hoog, ik kan er niet bij. 

 


7

 

 Waar zou ik heengaan voor Uw Geest en waar zou ik heenvlieden voor Uw aangezicht? 

 


8

 

 Zo ik opvoer ten hemel, Gij zijt daar; of bedde ik mij in de hel, zie, Gij zijt daar. 

 


9

 

 Nam ik vleugelen des dageraads, woonde ik aan het uiterste der zee; 

 


10

 

 Ook daar zou Uw hand mij geleiden, en Uw rechterhand zou mij houden. 

 


11

 

 Indien ik zeide: De duisternis zal mij immers bedekken; dan is de nacht een licht om mij. 

 


12

 

 Ook verduistert de duisternis voor U niet; maar de nacht licht als de dag; de duisternis is als het licht. 

 


13

 

 Want Gij bezit mijn nieren; Gij hebt mij in mijner moeders buik bedekt. 

 


14

 

 Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken! ook weet het mijn ziel zeer wel. 

 


15

 

 Mijn gebeente was voor U niet verholen, als ik in het verborgene gemaakt ben, en als een borduursel gewrocht ben, in de nederste delen der aarde. 

 


16

 

 Uw ogen hebben mijn ongevormden klomp gezien; en al deze dingen waren in Uw boek geschreven, de dagen als zij geformeerd zouden worden, toen noggeen van die was. 

 


17

 

 Daarom, hoe kostelijk zijn mij, o God, Uw gedachten! hoe machtig veel zijn haar sommen! 

 


18

 

 Zoude ik ze tellen? Harer is meer, dan des zands; word ik wakker, zo ben ik nog bij U. 

 


19

 

 O God! dat Gij den goddeloze ombracht! en gij, mannen des bloeds, wijkt van mij! 

 


20

 

 Die van U schandelijk spreken, en Uw vijanden ijdellijk verheffen. 

 


21

 

 Zou ik niet haten HEERE! die U haten? en verdriet hebben in degenen, die tegen U opstaan? 

 


22

 

 Ik haat hen met volkomen haat, tot vijanden zijn zij mij. 

 


23

 

 Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijn gedachten. 

 


24

 

 En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg.  

 


Psalmen 140

 

 

 

 

HTMLBible Software - Public Domain Software by johnhurt.com

 


Other Items are Available At These Sites: